Op zaterdagavond 4 mei vond in de gemeente Staphorst de jaarlijkse Dodenherdenking plaats. De herdenking begon om 19.00 uur met een bijeenkomst in de Gereformeerde Kerk in Staphorst. Vandaar volgde een stille tocht naar het monument op het marktplein. Na het blazen van het taptoesignaal en twee minuten stilte zongen de aanwezigen het eerste en zesde couplet van het Wilhelmus.

Burgemeester Ten Kate hield daarna een toespraak, geïnspireerd op het landelijke thema Vrijheid vertelt: opmaat naar 80 jaar vrijheid. Met dit thema vraagt het Nationaal Comité “aandacht voor de littekens die de Tweede Wereldoorlog achterliet en die nog steeds zichtbaar zijn”. Aansluitend las Julia van Olst, winnares van de voorleeswedstrijd van de plaatselijke basisscholen, het gedicht Gisteren, vandaag en morgen van A. van der Klaauw voor.

De plechtigheid werd afgesloten met een kranslegging door vertegenwoordigers van verschillende organisaties en een defilé langs het monument.

Het programma van deze Dodenherdenking werd verzorgd door de Stichting 4 mei Staphorst.

Toespraak burgemeester Jan ten Kate


Beste dames en heren, jongens en meisjes,

Net als op andere plekken in heel Nederland zijn we hier vanavond bij elkaar voor de Nationale Herdenking. In deze samenkomst, op dit moment, weten wij ons met elkaar verbonden. Ook hier in onze Staphorster gemeenschap, op dit Marktplein, bij dit monument met de namen van 44 mensen. Allemaal zijn we hiernaartoe gekomen om bij elkaar te zijn en om samen te herdenken.

Tijdens de Nationale Herdenking herdenken wij allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord; zowel tijdens de Tweede Wereldoorlog en de koloniale oorlog in Indonesië, als in oorlogssituaties en bij vredesoperaties daarna.

Naast onze landgenoten herdenken we in het bijzonder ook mensen uit andere landen die hun leven gaven voor ónze vrijheid.

*****

In vele gezinnen in Nederland werkt de oorlog nog na. Ook hier in onze gemeente dragen mensen nog de sporen van de oorlog van ‘40 -‘45. Sporen van verdriet, rouw en angst. Sporen van vernietiging, geweld en onderdrukking. Sporen, ook, van moed, verzet en strijd. Vele verhalen daarover worden nog verteld.

Op 31 augustus van vorig jaar vertelden we het verhaal van twintig Staphorster mannen. Zij werden door de nazi’s als vergeldingsactie afgevoerd naar voormalig concentratiekamp Neuengamme. Sinds 31 augustus 2023 zijn zij daar vereeuwigd in een prachtig monument.

Afgelopen september en oktober vertelden we de verhalen van de werkkampen voor Joodse mannen. Bij kamp Het Wijde Gat staat sindsdien een monument. En bij kamp Conrad plaatsten we een grote struikeldrempel. Ook de geschiedenis van werkkamp Beugelen heeft een plek in onze gemeenschap.

Onlangs nog was ik met de kinderen van groep 8 van de Dominee Harmen Doornveldschool bij het monument aan de Zuidweg. En met de kinderen van groep 7 van de Maarten Lutherschool bij het monument aan de Dekkersweg in Punthorst.

Toen ik jong was vertelden mijn ouders mij over Joodse onderduikers in hun buurt. Over mensen die tegen de Duitse bezetters in verzet kwamen. Over hoe in de winter van ’44-‘45 hongerige mensen eten kwamen halen bij mijn opa en oma. Ik heb zo zelf ervaren hoe belangrijk zulke familieverhalen zijn. Want bij zulke verhalen begint vaak het bewustzijn: het bewustzijn dat veiligheid, vrede en vrijheid kostbaar zijn en het beschermen waard.

Zo vertellen we via onze families, monumenten en herdenkingen de verhalen van de mensen die zijn vermoord en omgekomen. Dat is belangrijk, want zo getuigen wij ervan dat ze er waren, dat ze hebben geleefd. Zij leefden in tijden van haat. Haat omdat zij in de ogen van enkelen een bedreiging waren die moest worden uitgeroeid. De nazi’s tuigden daarvoor een enorme vernietigingsindustrie op.

*****

Vandaag de dag is er nog steeds haat in de wereld. Het leidt tot onrust, discriminatie en uitsluiting. Hoe willen we daarmee omgaan? Hoe willen we omgaan met elkaar? Hier, in onze samenleving, willen we samen leven; willen we dat iedereen kan meedoen; willen we insluiten in plaats van uitsluiten. Dat kan alleen op basis van wederzijds respect. Respect voor hoe we geloven, hoe we liefhebben, hoe we stemmen. Respect voor elkaars tradities, elkaars huidskleur, elkaars achtergrond.

Haat, discriminatie en uitsluiting komen vaak voort uit angst. En achter angst schuilt meestal een verlangen. Het verlangen om grip te houden op de wereld om ons heen en het verlangen om te behouden wat we kennen: onze tradities, cultuur en eigenheid. Allemaal willen we deel uitmaken van een gemeenschap. En allemaal willen we ons gehoord, gezien en geliefd weten. Niets menselijks is ons vreemd.

Niets menselijks, ook, is ‘de ander’ vreemd. Want die ander heeft dezelfde angsten en verlangens als wij. Kunnen we elkaars angsten en verlangens zien? Kunnen we onze eigen angsten en verlangens zien? Durven we daarover met elkaar in gesprek te gaan? Durven we elkaar onze verhalen te vertellen, zodat we elkaar open en eerlijk ontmoeten als mens? Als medemens?

*****

Overal in de wereld, in Nederland en soms ook in onze eigen mooie gemeenschap, merken we dat zulke gesprekken, verhalen en ontmoetingen nog steeds heel hard nodig zijn. We kennen de beelden van het conflict in het Midden-Oosten en van de oorlog in Oekraïne. Overal ontvluchten mensen oorlog, geweld en uitsluiting. Overal zoeken mensen vrede, vrijheid en een schuilplaats. Allemaal mensen die, net als wij, verlangen naar een veilig heden en een veilige toekomst.

Laten we luisteren naar de verhalen van deze mensen. Laten we ze opzoeken, horen en doorgeven. Verhalen over onze medemensen. Verhalen van onze medemensen. Mensen met een naam en een leven. Het is aan ons om – in vrijheid en vanuit medemenselijkheid - hun verhalen te blijven vertellen en hun namen te blijven noemen.

Primo Levi was een Italiaans verzetsstrijder, Jood, overlevende van vernietigingskamp Auschwitz. In zijn boek ‘Is dit een mens’ beschrijft hij hoe de nazi’s Joden en andere groepen vervolgden en ontmenselijkten: door ze af te voeren in veewagens. Door hun rechten en bezittingen te ontnemen. Door hen letterlijk te brandmerken met een nummer in hun arm en zo te ontdoen van hun naam.

In de woorden van deze Primo Levi:

“Ook onze naam zullen ze ons afnemen: en als we die willen behouden, zullen we de kracht daartoe in onszelf moeten vinden, de kracht om met onze naam nog iets van onszelf, van degenen die wij waren, in leven te houden.”

Dames en heren, jongens en meisjes, velen konden en kunnen dat niet meer zelf. Daarom doen wij dat: wij blijven hun verhalen vertellen; wij blijven hun namen noemen. Daarom doe ik deze oproep aan elk van u, aan elk van jullie en aan mijzelf:

bij elke struikelsteen, struikel;
bij elke herdenking, herdenk;
bij elke twee minuten stilte, wees stil;
bij elk namenmonument, noem de namen
en bedenk bij elk:

dit was een mens als ik.